We zijn weer in winterslaap. Na een beetje verbouwen en een aantal dagen gezellig bezoek rond de kerst zijn we nog voor middernacht met Oud en Nieuw in slaap gevallen en nauwelijks meer wakker geworden. Geen gasten, geen plannen, geen besognes behalve de honden die af en toe lucht moeten scheppen en eten in huis halen. Maar toen ineens de zon keihard naar binnen scheen in de ochtend hebben we onszelf maar weer een schop onder de kont gegeven. Eruit, iets doen! En dat werd een dag vol verrassingen.
Het werd al meteen leuk toen we ter voorbereiding op een wandeling een nieuwe route ontdekten in onze wandelapp. Eentje in de buurt van de rivier de Célé, waar we al zoveel kilometers verkend hebben, maar deze dus nog niet. Jottum! Ik hou van nieuw en onbekend. Ik ben zelfs heel bang dat we binnenkort moeten verhuizen omdat we alles al gezien hebben, maar dit gaf weer hoop: er valt nog iets te ontdekken. Op naar Marcilhac-sur-Célé dus. Drie jaar geleden liepen we zo de deur uit, maar tegenwoordig vergt dat enige voorbereiding. De wandelschoenen moeten aan met liefst ook goeie sokken daarin. Niet teveel kleren aan, je krijgt het hier namelijk na de eerste klim altijd vanzelf bloedheet, ook al vriest het. Hondenriemen mee. Rugzakje mee voor water. En stiekem heb ik daar ook een Zwitsers zakmes inzitten, een fluitje en een aansteker. Ja, het zal je gebeuren dat je ergens in een ravijn stort en nooit gevonden wordt. Ik heb teveel afleveringen van “I shouldnt be Alive” gezien om niet fully prepared op pad te gaan. En die spullen liggen anders maar in een la te verstoffen, nu zijn ze misschien ooit levensreddend. De telefoon moet opgeladen zijn en een extra batterij moet ook mee. Ik wil namelijk ook niet verdwalen met een dode telefoon. Dit alles betekent niet dat ik angsten heb, ik ben gewoon verstandig. En praktisch. Ik heb namelijk ook het boek gelezen van de meisjes die in Panama gingen wandelen en nooit meer terugkwamen en er zijn sterke aanwijzingen dat ze gewoon verdwaald waren en dat hun telefoon leeg was. Wat er daarna voor verschrikkelijks gebeurd is weet niemand. En je wíl het niet weten.
De wandeling in Marcilhac was allesbehalve gevaarlijk, prima gemarkeerd en werkelijk prachtig. Hoog met verre uitzichten, wat is dat toch mooi hier. We kwamen ook nog langs de ingang van een grottenstelsel, waar ik elke keer verbaasd over ben, dat we over een berg lopen waar nog een kilometers lang gangenstelsel in zit. En als klap op de vuurpijl eindigde de wandeling met een pad hoog langs de rivier, een weggetje waarvan we het bestaan nooit hadden vermoed. De verrassing daarna, nog steeds onder de volle zon, was dat we een weg terugreden die we nog nooit gereden hadden. Op een half uurtje van huis. Na drie jaar, nog nooit. Dat is toch leuk!
Toen werd ik gebeld door een onbekend Frans nummer. Vaak druk ik die weg, in de winter zeker, want dan zijn het bijna altijd verkopers, maar heel soms neem ik wel op en dan is het gewoon een boeking voor vijf kamers een hele week lang. Nu had ik ook zo’n gevoel. Het was geen boeking. Het was iets heel eigenaardigs: het was de eigenaar van het kasteel bij ons in de buurt, Chateau de Cenevieres. Ik ken zijn naam van Instagram. In keurig adellijk Frans wenste hij ons een goed nieuw jaar en nog zo wat beleefd gedreutel en toen kwam hij to the point: en die point begreep ik niet. Ik hoorde hem praten over balans zus en zo en de jaren 2021 en 2022 en daar raakte ik het spoor een beetje bijster. Wat ik wel begreep was dat hij ons vroeg of we langs konden komen. Liefst vandaag nog. Bien sûr! Een kasteelheer laat je natuurlijk niet wachten, zeker niet als je toch niets beters te doen hebt, maar wat we daar dan gingen doen was ons een totaal raadsel.
Intussen reden wij op een kilometer of vijf van huis toen wij werden geseind door de auto van de tegemoet komende postbezorger. Hij stopte naast ons en draaide zijn raampje omlaag. Hij had een pakketje voor ons en dat had hij bij onze voordeur gelegd, of dat okee was? Maar natuurlijk! Merci beaucoup. En terwijl we doorreden vroegen wij ons af hoe die man ins hemelsnaam wist wie wij waren, we hadden nog nooit een mannelijke postbode gezien, bij ons komt altijd een vrouw. Bovendien rijden we in een auto die hier heel veel voorkomt en de reclamesticker van Pech Blanc zit aan de zijkant, die kon hij nooit gezien hebben. Wonderlijk. Maar alleraardigst.
Onze fantasie was inmiddels behoorlijk op hol aan het slaan over het hoe en waarom van ons bezoek aan het kasteel. Zouden ze met ons samen willen werken? Dat ze alle gasten van bruiloften en evenementen bij ons willen stallen? Zou het een nieuwjaarsreceptie zijn? Zouden ze benieuwd zijn wie die B&B zo succesvol heeft voortgezet? We gingen in elk geval maar even iets netters aantrekken en met een klein beetje zenuwen togen wij weer de berg af. We hadden het Chateau al eens bezocht met een gids. Het voorwoord werd toen gedaan door de eigenaar, dus we hadden hem al eens gezien, maar we waren toen te bescheiden om te zeggen dat we de buren van Pech Blanc waren. Maar we herkenden hem dus wel toen hij op ons toe kwam lopen. Wederom de beleefde vragen: of we een goed seizoen hadden gehad bladiebla, allemaal heel aardig. Hij leidde ons het kasteel in, waar het werkelijk niet te harden zo koud was. Het immense kasteel heeft middeleeuws kille dikke muren en staat de halve winter in de schaduw. We benijden de beste man niet. In plaats van naar links, de zaal met de gobelins in, gingen we naar rechts, naar een kantoortje met een gewelfd plafond en een enorme haard met dito vuur waar echter nauwelijks warmte vanaf kwam. Hier werd duidelijk gewoon gewerkt, deze ruimte viel buiten de rondleiding. We werden voorgesteld aan de broer van de eigenaar, die blijkbaar ook degene was die ons gebeld had. Maar er werd ons geen stoel aangeboden of niks, het werd nu toch een beetje vreemd. De broer liep naar zijn bureau en volgde met zijn vinger een aantal tabellen, en toen zei de broer, met een blik in zijn boeken: we krijgen van u nog 140 euro.
Kijk. Dat vonden we toch niet zo’n prettige mededeling. Komen we daar helemaal naartoe. Met ons goeie gedrag. Staat die rijke man met z’n kasteel voor je. We hadden de afgelopen maanden al een aardig gat geslagen in onze lopende rekening en we hadden net besloten wat rustiger aan te doen. We hadden een buffet of lucratieve voorstellen verwacht. Wil -ie geld zien! En waarvoor in godsnaam?! Dus dat alles straalde waarschijnlijk uit onze ogen terwijl we in koor riepen “Pour quoi?” “Voor het perceel dat u van ons pacht, daar heeft u al twee jaar een betalingsachterstand van”. Wat een domper. Temeer omdat dat helemaal niet ons perceel is maar van onze buurman. Dus we hoefden niet te betalen, natuurlijk, maar we hadden ook helemaal niet hoeven komen want het was gewoon een vergissing. Met duizendmaal excuses. Maar toch. De balans klopte dus niet, ik begreep ineens het hele telefoongesprek.
En zo was het een dag vol verrassingen. En dat in de winter, zonder werk, zonder gasten. Inmiddels is de zon verdwenen, het vriest, het regent of het sneeuwt. We zijn weer terug in onze winterslaap.