Toen ik 16 was zou ik Saint Maló en Le Mont Saint Michel bezoeken. Het was georganiseerd als excursie door Eurocentres Paris waar ik die maand een cursus Frans deed. Ik logeerde bij een hautain Parijs gastgezin met drie dochtertjes en twee hardwerkende ouders. De dochtertjes waren mij vooral doorlopend aan het observeren, de vader heb ik nooit gezien en de moeder was nog wel een soort van betrokken, maar ik voelde me geen moment op mijn gemak. Het kwam erop neer dat ik erg alleen was daar, mijn Frans was slecht, mijn lef om te praten nihil, en het gezin liet mij elk weekend alleen want dan gingen ze “à la campagne”. 

 

Hoe ik überhaupt in juni in Parijs terechtkwam op m’n 16e is een ander lang verhaal, maar dat doet er nu niet toe. Het was een idee van mijn moeder, die nogal onverschrokken was, maar ik zelf was ook niet wars van een beetje avontuur en wilde graag de taal beter leren. Toen mijn jongens 16 waren en ik 46 zou ik er niet over hebben gepiekerd ze in hun eentje naar Parijs te sturen, maar misschien waren het andere tijden, was het leven in een stad minder hard en de gevaren minder groot. Ik was verreweg de jongste op de cursus en echt nog een kind. Mijn klasje bestond toch vooral uit gepensioneerden uit allerlei windstreken en oudere jongeren die om de een of andere reden Frans wilden leren. Ik moest elke dag van het 16e arrondissement met de metro naar Saint Germain-des-Pres in het centrum. Ik moest steeds voor een hele week een metrokaartje kopen, zo’n geel kartonnen kaartje met een bruine streep in het midden, het bestaat waarschijnlijk niet meer: “un abonnement hebdomadaire”. Dat woord vreesde ik, want ik kon het maar niet onthouden. Waar zat in godsnaam de connectie met het woord semaine? Maar de cassière in de metro begreep me meteen, een succes want elke kleine Franse actie was een enorme overwinning. Pas veel later ontdekte ik dat woord weer: Charlie Hebdo; een tijdschrift dat wekelijks werd uitgebracht. 

 

Mijn school zat in de Passage Dauphine, een leuke drukke buurt. Met een overstap zat ik zeker twintig minuten onder de grond. Ik vroeg me toen af waarom mensen zo in zichzelf gekeerd waren in die metro. Niemand maakte oogcontact en iedereen staarde maar een beetje in het niets, mobiele telefoons had je natuurlijk nog niet. Later begreep ik wel waarom dat niet vol te houden is. Teveel mensen, teveel geluiden, teveel indrukken, kortom: teveel prikkels. Dóódmoe word je in een stad, maar daar had ik toen nog niet zo’n last van. Op school was het leuk, ik vond de cursus niet moeilijk en met een aantal uit mijn klas gingen we elke middag lunchen in restaurant Texel (hoe geinig), op de rue Dauphine. Ik nam altijd een entrecôte, met sla en friet. Ongekend stoer en luxe vond ik dat, en dat was het ook voor een 16-jarige in 1984 -niemand lunchte in Hilversum ooit buiten de deur- maar nu voelde ik me een cosmopolitische meid, en het kostte ook echt geen drol. 

 

Ik had buiten school alleen contact met een Oostenrijkse die twee jaar ouder was dan ik, maar ook een tandje rijper. Ze ging uit met mannen en vroeg me mee maar ik was vooral erg op mijn hoede en wilde niks met ze te maken hebben. Ook zij zou meegaan op de excursie, al hadden we geen idee wat het inhield. Internet bestond nog niet dus even googelen wat Le Mont Saint Michel was, zat er niet in. Een berg in de zee, heel mooi, dat was wat we wisten. Het kostte me natuurlijk extra geld maar een weekend alleen in dat appartement in het 16e arrondissement zag ik helemaal niet zitten. Dus we spraken af dat we om 8 uur ’s morgens op metrostation zus-en-zo elkaar zouden treffen, want we moesten verzamelen in een bus die was gestationeerd op Place d’Amsterdam (wederom geinig). Zonder mobieltje was afspreken ook echt afspreken. Als de afspraak misliep dan was er namelijk geen enkel alternatief. Dus toen ik daar om 8.00 stond en ze kwam niet uit de trein, en die daarna ook niet, en ik wist niet waarom en óf ze nog zou komen, had ik geen keuze; ik ging zonder haar naar Place d’Amsterdam maar het was te laat. De bus was al vertrokken. 

 

Nooit meer heb ik me zo eenzaam gevoeld. Op een zaterdagochtend in een wereldstad, zonder vriendin, die me in de steek gelaten had, zonder ouders, en zelfs zonder gastgezin want die waren hem weer gepeerd. Ik belde collect call naar Hilversum vanaf een telefooncel, ik kreeg zowaar mijn broer aan de lijn en hoorde alle huiselijke geluiden uit de keuken daar en ik wou alleen maar DAAR ZIJN. Mijn moeder baalde met me mee en stelde voor om naar me toe te komen. Maar waar ga je dan slapen? Vroeg ik haar. Nou gewoon, bij jou in dat appartement van dat gastgezin? Dat ging me te ver, stel je voor dat die mensen ineens terugkwamen?! Maar het idee alleen al was een geruststelling. Zo ver was Parijs dus niet van huis. Ze kon gewoon naar me toe komen. Ik wist niet heel erg wat ik miste, maar ik heb me geloof ik kapot verveeld dat weekend. 

 

Achtendertig jaar na dato woon ik in Frankrijk, wat ik nooit had bedacht, ben ik enorm dankbaar voor al die Franse lessen, zowel op school als in Parijs, en vatte ik het plan op om een tussenstop te maken op weg naar Nederland voor ons najaarsbezoek aan familie en vrienden. En wat is er ongeveer op de helft van Pech Blanc en Utrecht? Saint Maló en Le Mont Saint Michel. Met mijn man, met wie ik 25 jaar getrouwd ben, zonder onze drie kinderen, want die hebben hun eigen leven inmiddels, met alleen de nagedachtenis aan mijn stoere moeder, die op mijn 36ste overleed, beklom ik dan eindelijk die berg in de zee. Onder ons liepen schoolklassen over het zand rond de berg, het was eb, en ik bedacht dat als ik op 16-jarige leeftijd daar had gestaan, het waarschijnlijk veel minder indruk gemaakt zou hebben. Toen was het gewoon een berg in zee geweest. Nu was het een berg aan herinneringen. 

 

graag delen!