Onze accommodatie leent zich uitstekend voor groepsuitjes. Er kunnen hier tien mensen slapen, eten, zwemmen, borrelen, spelletjes doen, wandelen, kortom, bij elkaar zijn zonder dat er andere gasten bij zijn. Echter: wij hebben er niet zulke leuke ervaringen mee. De eerste keer dat wij een groepsboeking kregen waren we helemaal blij. Drie nachten de hele tent vol, ergens in het naseizoen. Met eten. Makkie prakkie. Het waren vijf Franse stellen, vrienden van vroeger, ergens in de dertig nu, die elk jaar bij elkaar kwamen voor een lang weekend. Superaardige lui, maar het eerste wat ons opviel was dat ze al hun eigen drank hadden meegenomen. Niet alleen wijn, van alles wat. Daar gingen wij dus niks op verdienen. Ze dronken een apéro bij het jeu de boulen, het zag er allemaal reuze gezellig uit, we werden uitgenodigd om een glaasje mee te drinken, maar daarna waren wij eigenlijk alleen nog maar slaaf. Er liep om de haverklap iemand binnen voor iets wat ze nodig hadden, een slakom om drankjes in te mengen, een extra kurkentrekker, ijsblokjes, schaaltjes etc. etc. En de drank bleef vloeien en ze werden natuurlijk steeds luidruchtiger. 

 

Gelukkig heeft onze slaapkamer alleen een raam aan de voorkant en is de overkapping aan de achterkant. Wat er in de avonden allemaal gebeurd is weten wij niet. Maar nadat ze vertrokken waren zagen we dat er een plank was doorgebroken bij het hek in de hangar. En er was duidelijk iemand gewond geraakt want we vonden her en der spatten bloed. Ze hadden niks gemeld over het gebroken hek trouwens, slordig. Bij een andere kleinere groep ben ik na middernacht in mijn badjas naar buiten gegaan om ze te vragen wat stiller te zijn, want er was helaas toch één kamer bezet door een stel dat er niet bij hoorde, en we hebben ook nog altijd buren. Groepen met drank, het is eigenlijk gewoon nooit leuk. Je voelt je een vreemde op je eigen terrein en  je wordt behandeld als bediende in je eigen huis. 

 

De groep die daarna een aanvraag deed hebben we afgewezen, maar ze waren erg volhardend en besloten langs te komen om ons gerust te stellen. Ze zouden zich netjes gedragen, ze begrepen dat het misschien verontrustend was, na onze ervaringen, maar ze wilden zelfs borg betalen om zorgen over schade weg te nemen. Vooruit dan maar weer. Een dag voor hun aankomst hadden we overstromingen gehad en hoopte ik nog dat we alles konden annuleren wegens overmacht, maar ook daar wilden ze niets van horen. Ze zouden er geen probleem mee hebben als het een beetje muf rook in de kamers. Het was wederom een hele andere rol die we die dagen hadden, geen enkele interactie met onze gasten, maar deze keer hadden we het geluk dat het constant regende en dat de herrie binnen bleef. Op een glas na was er niks kapot. 

 

Afgelopen najaar kregen we een aanvraag van een oudere Franse man die met zijn vriendengroep de hele tent wilde afhuren voor een wandelweek. Ze waren allemaal gepensioneerd. Ze hoopten dat ze het überhaupt zouden halen tot de datum van reservering, want hij was er vroeg bij. We hebben even moeten overleggen. Toch weer een groepsboeking aannemen? Bejaarden die de hele dag wandelen zullen toch niet ook nog de hele nacht zuipen en lawaai maken? We namen het aan. 

 

Rond het uur van aankomst kregen we een telefoontje van één van de dames dat ze verdwaald was en dat de routebeschrijving niet klopte. Toen ik uitlegde dat ze bij de bordjes langs de D143 naar links moest zei ze dat die bordjes er niet waren. “Jawel mevrouw, die staan er echt, twee zelfs.” “Nee hoor. Er staan geen bordjes.” Dat begint lekker, dacht ik. Uiteindelijk kwam ze tegelijk met alle anderen aan en was er het eerste half uur een onderlinge discussie over de bordjes en de routebeschrijving. Ze stonden er wel, ja, maar wel véél verder dan de routebeschrijving meldde. Bij de verdeling van de kamers hoorden we de dames (allen oorspronkelijk uit Parijs) smoezelen dat er te weinig kamers waren. “We hadden vijf kamers gereserveerd. Er zijn er maar vier!” Waarop ik ze allervriendelijkst de vijfde kamer liet zien. Wat zou het volgende commentaar zijn? 

 

Dat kwam de volgende ochtend. “Madame”, riep een van de dames mij “u heeft volgens mij twee matrasbeschermers op het bed liggen”. Ik ben meegelopen want ik had geen idee waar ze het over had. “Kijk”, zei ze “dit is een matrasbeschermer en die daarbovenop ook”. Het ging om een molton matrasbeschermer en daarop een jersey hoeslaken. “Vindt u het niet comfortabel?” “Oh ja, zeker wel!”. “Het is geen katoen maar een jersey laken, wilt u dat ik er een ander laken omheen doe?” “Oh nee, nee hoor, maar ik dacht dat het twee matrasbeschermers waren.” Toegegeven, het lijkt een beetje op elkaar, maar ik snapte eerlijk gezegd het probleem niet. Er was blijkbaar geen probleem, maar mevrouw was gerustgesteld. Toen had de mevrouw uit een andere kamer nog een klacht. 

 

“Er hangt een rookmelder in onze kamer die een nieuwe batterij moet, want ik heb de hele nacht gepiep gehoord.” Haar man werd erbij geroepen en samen gingen wij in de kamer op zoek naar de rookmelder. Die er niet hing, want die is een tijd geleden van het plafond gekomen en die hebben we nooit terug gehangen. Maar ik had al zo’n vermoeden wat er aan de hand was. “Slaapt u met het raam open?” Ja, ze hadden die nacht het raam open gelaten. “Dan heeft u waarschijnlijk onze fluitende pad gehoord.” “Een pad?! Wat zegt u nou?! Dat is onmogelijk, het was absoluut een rookmelder want zoiets hebben we thuis ook eens aan de hand gehad.” Met foto’s en YouTube filmpjes heb ik laten zien en horen hoe onze vroedmeesterpad -de crapaud accoucheur, weet ik nu- tekeer kan gaan ’s nachts, maar ze liet zich niet overtuigen en de hele groep had moeite dit te geloven. Toevallig hadden we de pad de week ervoor eindelijk eens te zien gekregen toen we er in de het donker bijna bovenop gingen staan. Een onooglijk klein beestje is het, met een grote klont eieren aan z’n kont. Het ziet er behoorlijk onsmakelijk uit. En hij maakt dus een soort electronisch repeterend geluid wat inderdaad op een alarm lijkt. “Weet u wat”, zei ik tenslotte, “we wachten tot de zon ondergaat, en als hij dan weer begint te fluiten, dan laat ik het u weten en dan kunt u zelf luisteren of dat het gepiep was dat u vannacht hoorde.” 

 

Godzijdank begon onze crapaud, zodra het schemerde, weer met zijn fluitje. En nu moest mevrouw toch toegeven dat dit het geluid was dat haar wakker had gehouden. “Ik wil hem wel voor u doodmaken, dan heeft u er geen last meer van”. Maar dat ging haar te ver en dat had ik natuurlijk ook nooit gedaan, als ik hem al kon vinden. Maar de mannen moesten er hartelijk om lachen, het ijs was eindelijk gebroken en we hebben de rest van de week de ene veer na de andere in onze kont gekregen. Over het eten, de inrichting van de B&B, ons Frans, mijn kleding. Opvallend was dat de mevrouw die het moeilijkst deed in het begin over de bordjes uiteindelijk met de grootste complimenten strooide. Ik denk dat ze mijn nieuwe beste vriendin wordt. En zo hadden we eindelijk een leuke ervaring met een groep gasten.  Mensen van ver boven de zeventig die nog twaalf kilometer per dag wandelen, elk jaar een week met elkaar doorbrengen terwijl ze inmiddels in alle uithoeken van het land wonen, die heel hard met elkaar kunnen lachen en behoorlijk goed van het leven genieten, daar kun je dan alleen nog maar bewondering voor hebben. 

 

graag delen!