Verbouwen

Verbouwen

​Er zijn van die dingen in een nieuw huis waar je direct wat aan verandert. Dat was hier vijf jaar geleden het geval met bijvoorbeeld de vloerbedekking in de slaapkamer (weg ermee) en de kleur op de muur aldaar: geel. Dat het keukentje behoorlijk onhandig en verouderd was, dat zagen we maar even door de vingers. Beetje verf erover en het was al minder oubollig. Er was bij de B&B kamers nóg een prima grote keuken en we gaven voorrang aan meer urgente  projecten zoals het laten bouwen van het zwembad en de aanpassing van de grote overkapping.

Maar dat keukentje bleef ons toch dwars zitten en dat komt vooral omdat we het zelf niet aan durfden om er mee te beginnen: daar hadden we een mannetje voor nodig, en mannetjes zijn hier niet zo makkelijk te krijgen. Vorig jaar einde seizoen waren we bijna zover: een bevriende handigerd wilde ons wel helpen en we besloten dat het in november moest gaan gebeuren. Maar tegen die tijd hadden we zo’n lang en druk seizoen gehad dat we totaal geen energie hadden om ook nog een project aan te pakken waardoor we tevens het halve najaar in de troep zouden zitten. Er was een proefproject en een bezichtiging voor nodig om door te pakken.

Het proefproject was begin dit jaar: toen heeft Theo met zoon twee een busje omgebouwd tot camperbusje. Met louter gebruiksaanwijzingen van internet hebben ze een Duitse brandweerbus ingericht met bed, kast, keukentje, opbergruimte, maar ook met warmte isolatie, een zonnepaneel, accu’s, watertanks, verwarming en binnenverlichting. Een maand hebben ze erover gedaan, toen is zoon twee met z’n bus gaan reizen en dat doet hij nog steeds zonder problemen, dus het project camper is geslaagd.  Behalve dat, hebben ze er ook een enorme ego-boost van gekregen, ze vinden beiden dat ze nu alles kunnen en elke tegenslag qua verbouwen kunnen oplossen.

Vroeger, toen mijn man nog een serieuze kantoorbaan had, gebeurde het wel eens dat ik hem vroeg of hij in het weekend een klusje wilde doen. Daar werd steevast met een grote zucht op gereageerd, want hij haatte klusjes. Er was nooit het goede gereedschap in huis, het moest altijd binnen een dag af maar alleen al door die tijdsdruk lukte dat nooit. Met de verbouwing van de Duitse brandweerbus is de zucht verdwenen: er is namelijk volop tijd hier in de winter. En met tijd is een beetje tegenslag niet zo erg. Dan kijk je nog eens een YouTube filmpje, rijd je nog een keer naar de bouwmarkt of begin je eerst met een ander gedeelte en probeer je het morgen opnieuw.

Dit najaar was er de bezichtiging van de mensen die eventueel Pech Blanc wilden overnemen (zie blog Het Perfecte Seizoen) en die lieten we uiteraard ons woonhuis zien. Niet veel mensen krijgen dat te zien omdat we altijd de ruimtes van de B&B gebruiken als we bezoek hebben. We zagen ons knullige keukentje door de ogen van een ander en we bedachten allebei tegelijk: dit kan echt niet meer. Nog diezelfde week hebben we alles eruit gesloopt. Hoe makkelijk was dat? Met een schroevendraaier en een hamer lag de hele bende binnen twee uur buiten. Nog netjes, want we konden de spullen goed gebruiken voor de buitenkeuken die we ook al een tijdje willen. Twee vliegen in een klap.

In een avond had ik vier ladekastjes, een koelkast, gootsteen, kraan, werkbladen en plinten besteld bij IKEA. Een mooi fornuis met oven haalde ik van de franse marktplaats en kon eveneens in Toulouse worden opgehaald. Toch een dagtrip, “even” naar IkEA hier, dus zoveel mogelijk combineren was wel zo handig. Nu hebben we een grote auto, maar zoveel spullen in een keer vervoeren was nog een aardige uitdaging. Mijn Theo, die toch niet zo snel van zijn stuk gebracht raakt, kreeg zowaar een paniekaanval daar op de parkeerplaats van IKEA. Karren vol pakketten moesten er worden ingeladen, naast die oven.. Het leek wel een potje Tetris op level 50 maar het is natuurlijk gelukt.

We zouden nog zo’n dertig centimeter lege muur overhouden in onze keuken en we moesten een gootsteen over een bestaande oude gootsteen heen bouwen, geen idee hoe, maar we gingen gewoon maar eens beginnen. Met stucen bijvoorbeeld, want de verwijderde afzuigkap had een aardig gat in het plafond achtergelaten. Nog nooit gedaan, wel altijd gefascineerd toegekeken hoe een stukadoor te werk gaat. Ik kan nu vertellen: ik vind alles leuk waar een plamuurmes bij gebruikt moet worden. Heerlijk! We zijn erachter gekomen dat verbouwen vooral vooruitdenken vereist: voordat dat kastje daar komt te staan moet -ie eerst in elkaar gezet worden en dan kunnen we bepalen hoe hoog alles wordt en dan weten we tot hoe hoog het vloertje geëgaliseerd kan worden en om daar bij te kunnen moet eerst dat stopcontact verplaatst en als we dat dan toch doen kunnen we beter nog een stopcontact bijzetten en zo heb je een zin uitgesproken waar je in de praktijk zomaar dagen zoet mee bent. ChatGPT werd een fijne raadgever. “Als je een keuken verbouwt, plaats je dan eerst de kasten en ga je dan tegelen, of moet je eerst tegelen?” Daar kreeg ik zo’n prachtig uitgebreid antwoord op, ik kon netjes voors en tegens afwegen en toen was de keuze snel gemaakt.

Voorts is verbouwen vooral heel vaak wachten: wachten tot het stucwerk verbleekt is, wachten tot het betonnen vloertje droog is, wachten tot de tegellijm is uitgehard, wachten tot de verf is opgedroogd… Eigenlijk bestaat een huis vooral uit water met poeder. Beton? Water met poeder. Stuc? Water met poeder. Tegellijm, voegsel, alles is water met een poedertje. Een andere eye-opener is de hoeveelheid gereedschap die een mens kan aanschaffen. Voor elk snij, timmer, zaag, boor, dril of schuur klusje bestaat een apparaat in honderd verschillende afmetingen met duizend accessoires. Nu hebben wij in ons leven al aardig wat bij elkaar verzameld, maar nog grepen we geregeld mis. (Momenteel staat alleen een cirkelzaag nog op ons verlanglijstje. Maar daar moeten we eerst een klusje bij verzinnen.) De pneumatische boor bijvoorbeeld, is hier onmisbaar. De huizen zijn gebouwd met muren van 60 centimeter dik. Kwamen wij aan met ons Black & Deckertje. Maar voordat je tot de aankoop van zoiets nieuws overgaat wil je toch even afwegen of dat het wel waard is. Hoe vaak gaan we dit nog gebruiken in ons leven?  En áls je dan zo’n pneumatische boor hebt aangeschaft dan baal je weer dat je dat niet jáááren eerder hebt gedaan. Bevredigend, maar toch ook weer niet.

Ruimte is trouwens ook een groot voordeel als je gaat verbouwen. We hadden sowieso de luxe van een tweede keuken. En rondom het huis is plenty plek om kasten en aanrechtbladen te stallen, te zagen, troep te dumpen, en om alles te laten staan als de dag om is. We zijn nu een maand verder en het is pico bello geworden. Met veel improvisatie en last minute-ideeën. De dertig centimeter lege muur bleek maar vijf centimeter te zijn en dat is keurig afgetimmerd, evenals de oude wastafel. Om onbegrijpelijke redenen monteerden ze die vroeger op kniehoogte dus een paar pannen afwassen veroorzaakte een halve hernia. Die oude stenen bak is verdwenen achter een hogere constructie waar de nieuwe gootsteen op prijkt. De kraan (waar we ook zeker een week op moesten wachten) laat precies een centimetertje ruimte vrij om het raam nog te kunnen openen, een mazzeltje. Grote tegels, die volgens de verkoper veel hygiënischer zijn in een keuken, hebben we alsnog geruild tegen kleine tegelmatjes, veel handiger en ook mooier. Tip: Nooit luisteren naar verkopers als je zelf al een idee hebt. Ongeveer halverwege begonnen we ook met de buitenkeuken, om te voorkomen dat we daar in de vrieskou nog tegenaan hikken. Daar hebben we ons ten doel gesteld om er zo weinig mogelijk geld aan uit te geven. Dus alles is hergebruik en tweedehands op een paar bouwmaterialen na. We vorderen gestaag maar binnen is het in elk geval ultiem cocoonen op dit moment.

Tijd, ruimte, geduld en zin. Dat zijn handige omstandigheden. En dan gewoon dóen. Verven vond ik altijd al leuk, tegelen en stucen nu ook. En we zijn ook nog steeds getrouwd, wie had dat gedacht. Voor een verbouwing draaien wij ons hand niet meer om.

Het Perfecte Seizoen

Het Perfecte Seizoen

We hebben een roerig najaar gehad. De rust is inmiddels weder gekeerd, maar onze emoties schoten alle kanten op. Dat kwam omdat we het idee hadden opgevat om Pech Blanc te verkopen. Om ergens anders iets nieuws te beginnen. En de aanleiding daarvan was natuurlijk weer mijn afkeer van routine, sleur en gebrek aan avontuur. En ook een beetje Theo’s ondernemerslust.

We hebben dit jaar alweer ons vijfde seizoen hier gehad. De eerste seizoenen kon ik een naam geven: het Corona seizoen, het Porsche seizoen, het wandelaars seizoen. Dit jaar was het Perfecte Seizoen. Alles ging van een leien dakje, de gasten waren heel leuk, het was een afwisseling van verschillende nationaliteiten. Er waren geen grote verrassingen, ergernissen of tegenvallers. Er was veel regen, dat wel, maar geen lange hittegolf. We hadden genoeg vrije tijd op de werkdagen en voldoende vrije dagen gepland. We hebben zelfs een paar korte vakanties tussendoor gehad. Kortom; het liep gesmeerd. En als iets na jaren eindelijk gesmeerd loopt, dan kun je natuurlijk op je lauweren gaan rusten, ervan genieten en de boel de boel laten, maar zo werkt het bij mij niet. Ik vraag me dan af: wat valt er dan nog te ondernemen? Wordt het niet saai?

Precies op het moment dat ik dat zat te overpeinzen in de septemberzon las ik een bericht op Facebook van Nederlandse gasten die in juni een week hier geweest waren, op zoek naar een B&B ter overname. Ze waren nog steeds aan het zoeken in deze regio. En dat wat ze zochten, was wat wij hier inmiddels hebben: vijf goedlopende gastenkamers, een zwembad, uitzicht, een buitenplek om te eten, een woonhuis met een eigen ingang, een stuk privé tuin en geen verbouwingen nodig. Ik liet het aan Theo zien. Was dit niet een perfecte kans om te pakken? Stel dat we over een paar jaar willen verkopen, wie weet hoe lang het dan duurt voor de kogel door de kerk is. Kunnen we niet nog een keertje zo’n beginfase meemaken, dat alles nog ontwikkeld moet worden? In een omgeving waar we weer op ontdekking kunnen? Afijn, we hebben contact opgenomen met deze mensen, ze waren geïnteresseerd en zouden weer langs komen om te praten ergens in oktober en toen was het gedaan met de rust.

Dagenlang zaten we weer op Green Acres en andere onroerend goed sites. We zochten in de Lot, in de Cevennen, de Languedoc, de Pyreneeën, maar ook in Spanje en zelfs in Italie. Want als we hier straks weg gaan, waar gaan we dan heen? En wat gaan we daar doen? We maakten afspraken voor bezichtigingen in de buurt, we zochten op Google Earth, urenlang, om een pand te vinden dat ons wel wat leek. In Frankrijk krijg je namelijk nooit het exacte adres van een huis dat te koop staat. Meestal zie je het huis voor het eerst bij de afspraak met een makelaar. Waarop je vaak meteen kunt constateren dat je daar nooit wil wonen, want het staat bijvoorbeeld vlak langs een drukke weg, of het buurpand staat er bijna tegenaan geplakt. Om onszelf die tijd en moeite te besparen zoeken we eerst de locatie op Google Earth, dan kun je al een heleboel te weten komen. Geen makkelijk klusje, maar zo leuk als een van ons twee eindelijk roept “ik héb hem!”

We hebben zelfs twee huizen bezichtigd. Een kant en klare watermolen, prachtig gerenoveerd en ingericht, niet al te ver hier vandaan in een idyllische omgeving.  Er zat een zelfstandige gite tegen het woonhuis aan voor toekomstige inkomsten. Een ander huis was een voormalige wijnboerderij, gigantisch groot, ook met een gite die werkelijk aan alle kanten nog vertimmerd en opgeleukt moest worden, een immense tuin die -anders dan op de foto’s van de makelaar- inmiddels behoorlijk verwaarloosd was en een enorme schuur waar je met gemak een werkplaats en nog een paar gites kon hebben. Van beide huizen waren we zo gecharmeerd dat we er in gedachten alweer woonden, maar er moest eerst nog iets verkocht worden.

Wat ons opviel in dit hele proces is dat we er heel anders in zaten dan de eerste keer dat we in Frankrijk zochten. We zijn inmiddels veel meer verwend! We hebben al rust en ruimte. We hebben al een mooi uitzicht. We zijn niet meer zo snel onder de indruk van een zwembad, een paar hectare terrein of een extra schuur. Er is wel een heleboel te koop, maar bij nader inzien viel er ook een heleboel ongezien al af, omdat we er simpelweg niet op vooruit zouden gaan.

We gingen twee weken naar Nederland, zoals we dat elk najaar doen en vertelden aan iedereen dat we misschien volgend jaar op een heel ander adres zouden zitten. Sommigen vonden het grappig dat we weer het avontuur op zochten, anderen snapten er niks van. We werden zo op afstand en met veel afleiding wel weer iets rustiger en bij terugkomst op ons eigen Franse landgoedje onder de stralende zon was de stemming heel anders: waren we helemaal gek geworden? Waarom zouden we hier weggaan? Het is het paradijs!

Het werd oktober, de potentiële kopers kwamen langs en een week later belden ze met hun besluit: ze gingen Pech Blanc niet van ons overnemen. Dat was even terugschakelen. We gingen dus helemaal nergens naartoe. Maar was het niet prima zo? Die watermolen, was dat nou wel slim, hadden we niet altijd geroepen dat je nooit een watermolen moet kopen omdat je dan in een vochtig dal zit ? En dat het met de huidige klimaatveranderingen natuurlijk wachten is op een overstroming? Was dat niet misschien de reden dat die Engelsen het al zo snel weer van de hand deden? Of was het omdat de gite stiekem veel mooier was dan het privé gedeelte? En die wijnboerderij, was die niet veel te groot? Wat moesten we eigenlijk met twee woonkamers en die enorme zolder? En we hadden dan wel doorberekend dat we zeker een jaar aan het verbouwen zouden zijn, maar konden we dat eigenlijk wel? En zouden we daarna nog wel energie hebben om die gigantische tuin aan te pakken? En als we geen gasten meer hebben om mee te tafelen, omdat ze allemaal een eigen keuken hebben, vinden we dat dat niet saai, zo elke avond met z’n tweeën? Kortom, waren we niet al die tijd op zoek naar iets wat we allang hebben?

Dus we blijven lekker zitten waar we zitten. We herwaarderen weer wat we hebben, de vrienden die we hier inmiddels kennen, het gemak waarmee we hier bewegen onder de Fransen.  Maar het heeft meer teweeg gebracht: we beseften tijdens de bezichtiging van de potentiële kopers dat onze privé keuken echt niet meer kon. Daar hadden we nooit wat aan veranderd omdat we altijd de keuken van de B&B gebruiken, ook in de winter. Maar tegeltjes uit de jaren zeventig, een gootsteen uit het jaar kruik en een afwasmachine die niet werkt is natuurlijk geen lokkertje, dus toen de beslissing gevallen was hebben we de sloophamer ter hand genomen en in een halve dag was alles weg. De oude kastjes gaan we hergebruiken voor een buitenkeuken voor de gasten, ook iets wat we al een tijd wilden. Dus de rust in ons hoofd is terug, maar de rust in lijf en leden nog niet want we zitten midden in onze eerste echte doe-het-zelf verbouwing. Dat perfecte seizoen heeft een hoop teweeg gebracht, en saai is het zeker niet.

VerFransen

VerFransen

 

We beginnen te verFransen. Onze commerciële, ondernemende, pro-actieve, Hollandse no-nonsense houding begint een beetje te verbleken. We krijgen steeds meer “joie de vivre”, een “laissez-faire, laissez-passer” instelling, een “carpe diem” mentaliteit. En was dat niet waarom het ons eigenlijk allemaal te doen was? Toch dachten we dat we nooit zo zouden worden. 

We ergerden ons aan de initiatiefloze Fransen, aan hun non-commerciële houding, we verweten ze een gebrek aan werklust, elke keer als we weer ergens voor een dichte deur stonden. We moesten er ontzettend aan wennen, aan het feit dat de winkels vaker dicht dan open bleken te zijn. Als je als Nederlander naar het Franse platteland verhuist dan sta je dus heel vaak tussen de middag jezelf weer voor je kop te slaan: dicht! Natuurlijk, die zitten weer te eten. Drie gangen, wijntje erbij, tukkie draaien en dan misschien nog even de winkel open gooien. 

Een Hollander moet toch minstens een sterfgeval in de eerstegraads familie hebben wil ie z’n winkel een hele dag sluiten. Een Fransman hangt te pas en te onpas zijn bordje “fermeture exceptionelle” voor de ruit. Of heeft -ie zoveel familie die het loodje legt? Dat kan ook, wij zijn hier immers zo’n beetje de jongsten. Maar we verdenken ze ervan dat ze soms gewoon geen zin hebben. Kan gebeuren, morgen weer een dag.

Een ander voorbeeld zijn boerderijen die iets aan huis verkopen met een bordje “Vente directe à la ferme”. Menig erf zijn wij al op gereden op zoek naar verse eieren, pas gestoken asperges of “eigen bijen” honing. Een boer verderop verkoopt kalfsvlees. We dachten dat dat wel een top idee was om ons BBQ vlees daar vandaan te halen voor de vrijdagen. Maar we hebben er nog nooit iemand gezien. Alles stond open, en ondanks vijf blaffende honden aan een ketting konden we overal naar binnen lopen, maar geen boer te bekennen, laat staan een kalf, een winkeltje of een vitrine met een kassa. Sja, als het iedere week zo gaat dan wordt het ingewikkeld dus laat maar zitten, vonden we, hier hebben wij toch geen tijd voor?! Overigens heb ik onlangs besloten helemaal geen kalf of lamsvlees meer te eten. Ik vind dat dieren minstens een leven gehad moeten hebben voor ze geslacht worden, en het liefst een aangenaam leven. 

We kennen ook een ondernemer met een grote moestuin en kippen en die verkoopt zijn eieren, artisjokken en komkommers nog op de ouderwetse manier: langs de weg, onder een overkapping, met een prijslijst erbij en een kistje om het geld in te doen. Lekker makkelijk, geen personeel, altijd open, en de Lot is zo’n lieflijke regio, hier kan dat nog. We vonden het aandoenlijk. Maar onlangs was daar dan toch het Facebookbericht wat niemand hoopte dat ooit zou komen: het geldkistje was gejat. De criminaliteit was nu ook hier doorgedrongen: misbaksels die het vertrouwen van een hardwerkende boer ondermijnen. Hij overwoog om te stoppen met het stalletje, maar na vele digitale harten onder de riem heeft hij besloten om toch door te gaan. Het geldkistje heeft hij vergrendeld en vastgeschroefd aan een degelijke boeren tafel. 

Restaurants zijn qua openingstijden totaal ondoorgrondelijk. De een is in het voorjaar wel open maar alleen in het weekend. De ander heeft alleen lunch. De volgende doet dan de helft van de week afhaal menu’s, maar als de leverancier niet is geweest, dan niet. Het kost ons altijd een hele trits telefoongesprekken voordat we iets kunnen reserveren voor onszelf of voor onze gasten. Zonder reservering is het al helemaal onmogelijk, want als ze tegen etenstijd geen tafel bezet hebben dan gaan ze gewoon alsnog sluiten, dus als je ietsje later bent sta je wederom voor de dichte deur. Een late lunch: impossible! Trop tard! Lunchen doe je hier tussen twaalf en twee en anders niet. 

Een website hebben ze geen van allen en op hun Facebookpagina staan soms de openingstijden vermeld, maar die worden nooit bijgewerkt dus ook daar kun je niet van op aan. Ik heb zelfs eens een oproep gedaan aan de restaurateurs in het dorp of ze alsjeblieft hun pagina wilden updaten “want wij tasten volledig in het duister en we zoeken tafels voor gasten!”  Ze zullen wel gedacht hebben; komt die Hollandse ons even vertellen hoe we moeten communiceren. Ja! Inderdaad, ik draag graag een steentje bij aan het welvaren van de Franse economie. Maar Fransen bellen graag, om te reserveren en vooral om informatie te vragen die al all over het  internet staat. Dat onze beschikbaarheidskalender altijd actueel is en dat ze online een kamer kunnen boeken, daar geloven ze blijkbaar niet in. The Fork? Is hier kansloos.

Het hoogtepunt in onze zoektocht naar een restaurant is altijd in de eerste week van juli. Dan zijn ze en masse gesloten. Je zou denken: juli, zomer, drukte, alle toeristen op zoek naar een plek om te eten, maar wat doen ze: ze gaan zelf op vakantie. Want het hoogseizoen gaat beginnen, dus gaan ze van tevoren uitrusten. Dat hebben we nu drie jaar aangekeken, en toen zijn we het gaan omdenken. Weet je wat? We gaan óók dicht de eerste week van juli. We gaan op vakantie. En dat is dus voor het eerst. Een begin van verFransing. En laten we sowieso maar wat vrije dagen blokkeren tussen april en november, want drukte is leuk, maar elke dag is een beetje overdreven. En zullen we ook maar vast iets voor onszelf boeken aan de Côte d’Azur? Laten we dan ook een beetje zomer-aan-zee meepakken.

Het “ouvert toute l”année” wat we propageerden hebben we van de website gehaald, want we willen helemaal niet werken in de winter. De zomer is lang genoeg geweest, er is genoeg geld binnengeharkt om de winter mee door te komen. Komt bij dat het meer kost om de kamers warm te stoken dan dat het opbrengt voor die twee gasten die langs willen komen, dus een beetje Hollands rekenwerk ligt hier wel aan ten grondslag, maar het idee “genoeg gewerkt” begint te overheersen. Er valt nog  zoveel leuks te doen, het leven is kort, de mooiste dingen zijn gratis etcetera etcetera. Ik weet niet of de Fransen iets willen opsteken van de Hollandse efficiency, maar wij doen graag een beetje mee met hun joviale levensstijl, anders hadden we natuurlijk net zo goed in Nederland kunnen blijven. VerFransen: ik kan het iedereen aanraden. 

Panique

Panique

Zo in het begin van het jaar, na een winterslaap, krijgen we altijd een beetje paniek. Ik geef dat gewoon toe, Theo doet net alsof hij alles onder controle heeft, maar als ik naar die lege agenda kijk dan vraag ik me of of we het jaar wel gaan overleven. Waar blijven de boekingen? Waarom worden we niet gebeld en gemaild? Weten de mensen ons wel te vinden? Moeten we er niet een actie of campagne tegenaan gooien? Zijn we te duur? Wil niemand meer naar Frankrijk? Is er naast vliegschaamte nu ook rij-schaamte? 

 Als we dan gaan vergelijken hoe het het jaar daarvoor was gesteld met de reserveringen, dan komen we eigenlijk altijd tot dezelfde conclusie: ook niks. We hadden een bomvol seizoen, maar het gros van de boekingen kwam pas na februari binnen.Ik zou deze vorm van paniek omschrijven als een milde paniekvorm. Eentje die aanzet tot creativiteit en overleg, tot nieuwe plannen en wijzigingen. Best leuk dus. Maar als ondernemer in den verre bestaan er vele vormen van paniek. 

Zo was er uiteraard in het begin het taalprobleem. Ik dacht wel alles te verstaan maar soms bleek ik iets toch verkeerd begrepen te hebben en zaten we ineens met een overboeking. Geen pretje in het hoogseizoen. 

We hebben te maken gehad met hoosbuien tijdens ons diner buiten. Met overstromingen zelfs terwijl er zes man op het eten wachtten. Stond ik te dweilen in de eetkamer en hebben we iedereen maar in de keuken aan tafel gezet. Een beetje krap maar best gezellig. Dat is overmacht, iedereen begreep dat we daar niet zoveel aan konden doen. Wat stommer was, was bijvoorbeeld een bijna lege gastank midden in het seizoen. We konden nog net voorkomen dat niemand meer kon douchen, doordat de man met de tankwagen van Antargaz met grote haast langs kwam, maar dat gaat ons dus niet meer gebeuren. 

Een andere domme actie was dat we boodschappen moesten doen voor het diner en dat alle winkels gesloten waren. Allemaal! Het bleek Maria Hemelvaart of zoiets te zijn. Een dag die wij in Nederland helemaal niet kennen. We hadden geluk dat we de dag daarvoor best veel op de markt gekocht hadden en dat we met alles wat er in de vriezer en de voorraadkast lag nog een behoorlijk drie gangen menu in elkaar konden flansen. Enerverende dagen zijn dat. Eerst overheerst ongeloof, dan paniek, dan gaan we als een dolle alternatieven bedenken en uiteindelijk lost het zich altijd wel op. Al hebben we wel een beetje mazzel steeds. 

Afgelopen zomer bijvoorbeeld kregen we ’s morgens een mailtje van gasten die een week zouden komen. Ze kondigden aan hoe laat ze er ongeveer zouden zijn die avond. Maar ze stonden helemaal niet in onze agenda! Hoe kon dat nu gebeurd zijn? Ze hadden via een reisbureau geboekt en daarna geannuleerd, en nu kwamen ze toch?! Het bleek een fout van mij te zijn, en ook wel onhandige communicatie. De annulering bleek over een eerdere aanvraag te gaan met andere data. Wat te doen? Helaas voor onze zoon en zijn vriendin moesten ze de hun beloofde kamer afstaan. Ze bivakkeerden al twee nachten in de tent in de tuin en zouden daarna lekker een week een kamer krijgen, maar dat verhaal ging dus niet door. Het was een luxe tent hoor, stahoogte en echte bedden, dus het was echt geen ramp. Maar wat een geluk dat we precies die dagen een kamer hadden vrijgehouden. De gasten hebben een klein beetje van onze paniek meegekregen, maar dat was al snel vergeten en vergeven.

Helemaal in het begin van ons verblijf hier waren onze honden nog niet gewend aan de ruimte en de vrijheid. Ze konden zomaar rond het huis lopen, en, wacht eens even, ze konden ook zomaar van het huis wég lopen. Heel ver weg. Dus soms merkten we ineens dat beide honden al een tijdje uit beeld waren. Logisch, er was geen hek dat ze tegen hield en daar in de verte roken ze allemaal andere beestjes. Urenlang duurde het terwijl het al donker werd en het ook nog keihard regende. Wat konden we doen? Rondrijden en zoeken had geen zin, in kilometers bos. Dat was een zogenaamde verlammende paniek. We konden alleen maar wachten. Middenin de nacht stonden ze ineens weer voor de deur, drijfnat, maar ongedeerd en samen. Daarna hebben we ze allebei een dure GPS tracker omgehangen. Maar tegenwoordig hebben we het niet meer nodig. Ze zijn wat ouder en blijkbaar niet zo nieuwsgierig meer. 

We hebben meegemaakt dat de verwarmingsketel het begaf vlak voor het hoogseizoen. Het was dertig graden buiten, dat was het probleem niet, maar het water voor de douche verwarmde dus ook niet meer. Het is provisorisch gerepareerd door een mannetje dat geen garantie durfde te geven en zo zijn we het seizoen doorgekomen met gekruiste vingers. Daarna is er als de sodemieter een nieuwe ketel geïnstalleerd.

De grasmaaier begaf het in de lente, natuurlijk in het seizoen dat je hem elke week nodig hebt. We hebben te maken gehad met een beest dat ’s nachts over het dak rende en iedereen wakker hield. Met koffers die bij de verkeerde B&B waren afgeleverd, veertig kilometer verderop. Met een zwembadtrapje dat afbrak. Met een hertje dat ’s avonds laat in ons zwembad viel. Met het alarm van datzelfde zwembad dat om niets middenin de nacht iedereen wakker loeide. 

En deze week hadden we een stroomstoring. Een erge, want een schakelaartje omzetten bracht geen oplossing. Het bleek dat er draden in de meterkast waren doorgebrand. We zijn dus eigenlijk ontsnapt aan een grotere ramp: het afbranden van onze B&B.  Elektriciens waren onbereikbaar of te druk. Dus Theo, die deze winter een heel busje heeft omgebouwd tot camper met zoon twee, mocht zijn opgedane kennis met elektra direct weer toepassen. Met de fijne hulp van onze gast, die toevallig ooit elektrotechniek had gestudeerd (alweer zo’n mazzel) heeft hij zelf nieuwe draden getrokken en alles weer veilig aangesloten. Van paniek was nauwelijks sprake meer. Bij Theo niet, en daardoor bij mij ook niet. We lossen het wel weer op. En zo niet, dan tóch. Er zijn blijkbaar altijd meer oplossingen voor een probleem en dat is erg geruststellend. En sommige dingen gaan vanzelf weer goed. Vandaag bijvoorbeeld kwamen er ineens drie boekingen tegelijk binnen. Niks aan het handje dus. Pas de panique. 

Mist

Mist

Er was ons dit weekend drie dagen volle zon beloofd en een graad of veertien. Dat is fijn, na weken van regen en kou, dat je weer voelt dat het voorjaar er aan komt. We kregen al een voorproefje afgelopen week. We gingen wandelen en we moesten onze jas uit trekken, zo warm was het ineens. Het is net februari hè, heerlijk. Maar toen we vrijdagochtend wakker werden hing er een dichte mist rond Pech Blanc. Mist hangt er vaak boven de rivier de Lot. Gek genoeg nooit direct op het water maar een tiental meters erboven, en dat strekt zich dan vaak uit tot in alle omringende dalen. Maar wij zitten veel hoger en kijken er altijd lekker overheen. Een enkele keer komt de mist tot bovenop onze heuvel en die trekt dan rond het middaguur weg. Maar dat gebeurde niet. Vrijdag niet, zaterdag niet, en zondag nog steeds niet. 

Als ik ergens chagrijnig en depressief van word dan is het een grijze omgeving. Mistbanken, flarden, witte wieven, dat vind ik prachtig. Maar die dikke grijze mist, nattig en koud, dat is niet goed voor me. Ik ken mensen waarbij de weersomstandigheden zwaar op het gemoed drukken, maar dat ik zelf ook zo iemand ben merk ik hier heviger dan ooit. Gelukkig waren we net weer open en hadden we ook zowaar weer gasten. We hadden dus genoeg te doen en niet heel veel tijd om erbij stil te staan. Zaterdag kwamen onze gasten uit Albi aan. Een Frans stel, en Albi ligt hier slechts anderhalf uur vandaan. We vonden het lullig voor ze dat het de hele dag zo somber was gebleven, maar die opmerking verbaasde hen. Ze hadden de hele dag zon gehad! Ze waren toch vlak in de buurt, geen mist gezien. Wel god-non-de-ju! Dus die wolk was echt alleen maar hier blijven hangen. 

Ik kan me zo’n soort dag herinneren in Nederland. Hoog zomer, een super goede weersvoorspelling, ik maakte plannen om naar het strand te gaan met iemand. Nogal een onderneming vanaf Utrecht want heel Nederland zou waarschijnlijk die kant op gaan, dus file, file, file, en daarna vechten om een parkeerplaats. Lagen we eindelijk op onze handdoek in bikini, ging die wolk maar niet weg die daar hing. Alles was grauw. Het bleek zo’n dikke laag kust mist te zijn die van geen wijken wist. Na twee uur bibberen van de kou zijn we maar weer in de auto gestapt en vijf minuten landinwaarts was de lucht strak blauw. We hadden dus beter in Utrecht kunnen blijven. 

Maar nu heb ik iets ontdekt. De enige manier om mist voor me te laten werken en me in een betere stemming te brengen is door met mijn camera naar buiten te gaan. Dat is mijn nieuwe hobby. Ik dacht dat het pianospelen zou worden. Dat deed ik vroeger. Na jaren pianolessen kon ik best wat leuks spelen. Totdat ik op mijn twaalfde stopte en geen toets meer aangeraakt heb. Ik dacht dat ik het wel weer leuk zou vinden om op te pakken en kocht vorig jaar een tweedehands digitale piano. Je moet hier namelijk een hobby hebben in de winter. Zonder werk, zonder zon en zonder familie, vrienden en vertier word je hier waarschijnlijk knettergek. Theo heeft het gitaarspelen weer opgepakt en volgt allerlei cursussen. Hij verslindt ook boeken en kan zomaar vier uur in dezelfde houding in een stoel zitten met een boek. Dat kan ik alleen met een héél goed boek. De piano was even leuk maar ook weer net zo frustrerend als vroeger. Er is geen één nummer dat ik zonder haperen uit kan spelen. Mijn vingers zijn stroever. Ik kan niet improviseren. Met bladmuziek ben ik uren bezig om de noten te ontcijferen. Kortom: dit ging niet mijn gedroomde hobby worden. 

Toen las ik op Instagram tips van een fotografe om B&B kamers mooi in beeld te brengen. Het bleek dat alle foto’s voor de website beter konden; het standpunt kon lager, de verlichting in de kamers moest uit, er was een truc om overbelichte ramen te voorkomen. Goeie tips. En ik had nog best een mooie Canon liggen. En een statief. Om te snappen waar dit nou eigenlijk allemaal over ging (lange sluitertijd, middelgroot diafragma) heb ik een online basis cursusje fotografie gevolgd. En ik begon zowaar te begrijpen dat het niet zo super ingewikkeld is. Dat het zelfs niet eens zoveel met cijfers te maken heeft. Al die getallen waren voor mij altijd een reden om me er niet in te gaan verdiepen. Ik volgde nog meer cursussen en ik las de gebruiksaanwijzing van mijn camera eens goed door en ik probeerde wat. Na de nieuwe foto’s voor de kamers (zie hier) ging ik met mijn camera naar buiten en zo kwam ik op een mistige ochtend bij een meertje terecht. 

Het plan was om een zilverreiger in zijn vlucht boven het water in de mist te fotograferen. Best een pittige opdracht aan mezelf want een actiefoto had ik nog niet gedaan. Ik was er eerder geweest maar toen vlogen de reigers steeds net aan de verkeerde kant. Nu positioneerde ik me op een picknickbank, de honden scharrelden er lekker rond, er zaten twee vissers dertig meter verderop die mij, heel aardig, koffie aanboden. Verder was het stil en prachtig. De mist trok soms een beetje op en liet een reepje zonlicht op het water schitteren, dan trok het weer dicht. Ik had mijn camera helemaal ingesteld op de actie en wachtte. Ik ben niet zo goed in wachten. Maar dit wachten was wel spannend. Waar zou de reiger vandaan komen? En zou ik dan op tijd zijn met in- of uitzoomen? En zouden mijn foto’s scherp worden en precies zoals ik hoopte met die vleugels half omhoog? En ondertussen veranderde het licht boven het meertje constant. Zoiets zie je alleen als je er de tijd voor neemt. Ik heb er drie uur gezeten. Drie hele uren. Geen reiger gezien. Misschien kwam het doordat de vissers steeds in hun handen klapten zodra er een vogel in zicht was. Bang dat die vogel hun vis weg zou kapen. Maar het was een mooie les in geduld en in het waarderen van mist. Uiteindelijk had ik nog wel een mooi beeld van drie futen aan de andere kant van het meer. 

En als er geen tijd is om te fotograferen, dan stappen we in de auto. Dat deden we vanmiddag en jawel hoor, nog geen vijf kilometer verderop was het zonovergoten en warm. Dat lag dus het hele weekend voor het grijpen, we moesten er alleen even naar zoeken. 

NB: Op de foto was de achterste fuut net ondergedoken, zie het plonsje. Leuk toch. Straks word ik nog vogelaar. Links zijn twee boomstronkjes of takken die uitsteken, het is er heel ondiep. 

 

Le Triangle Noir

Le Triangle Noir

Had ik al eens verteld dat we hier in “Le Triangle Noir” (de zwarte driehoek) van Frankrijk wonen? Daar hebben we ons huis niet op uitgezocht, maar het is toch vrij bijzonder: er is hier zo weinig lichtvervuiling, dat we de mooiste sterrenhemel van Frankrijk kunnen aanschouwen. Niet alleen is er weinig bebouwing en populatie, er wordt ook actief meegewerkt met het in stand houden van de donkerte: alle straatverlichting gaat later op de avond uit. 

Als Nederlander is dat een vreemde gewaarwording: je ziet werkelijk geen hand voor ogen op een maanloze nacht. Zodra je het licht uit doet heb je het gevoel alsof je blind bent. We hebben allebei een zaklampje naast ons bed liggen anders vinden we de weg naar de wc niet. Tijdens onze huizenruil ervaringen viel het ons extra op hoe hel verlicht de nachten in Nederland zijn. We zaten een paar weken in een nieuwbouw appartement in het centrum van de stad. Een supergave plek. Maar het slaapkamerraam keek uit op een binnenplaats waar wel veertig  felle lantaarns de hele nacht brandden dat je een verduisteringsgordijn nodig had om te kunnen slapen. Met het raam en het gordijn open, ging dat eigenlijk niet. Terwijl iedereen toch een telefoon bij zich heeft met een lampje erin tegenwoordig. De andere adressen zelfde verhaal, er stond altijd een lantaarnpaal naar binnen te schijnen. Blijkbaar heeft niemand er last van. 

Maar wij weten nu: je weet niet wat je mist! Het is zo mooi elke keer als het helder is, dat het lijkt of de sterren op je hoofd vallen, zo fel, en zo veel. Als je uit de auto stapt: Verrassing! Als we uit de keuken naar huis lopen in het donker: Verrassing! Als we even de honden uitlaten ’s avonds laat: Verrassing! We hebben ooit een goede verrekijker gekocht en die komt hier goed van pas. Door die kijker zie je nog zoveel meer, we liggen soms ademloos op een ligbed bij het zwembad in de verte te staren. Want vooral in de zomer zie je hoe de hele Melkweg zich over het dak van ons huis uitstrekt. 

Toen we hier net woonden kregen we te maken met Corona. De Franse president Macron kondigde dat op theatrale wijze aan: we zijn in oorlog, met een onbekende vijand! Het wás natuurlijk ook eng. En op een van die eerste lockdown avonden stonden wij weer naar de sterrenhemel te turen toen we een satelliet over zagen komen. Op zich niks geks, maar op korte afstand ervan nog eentje. En op dezelfde afstand nóg één. Felle lichtpuntjes, en het ging maar door, we telden er wel dertig en we raakten een beetje in paniek. Wat is hier aan de hand? Er is in China een besmettelijk virus uitgebroken en nu worden we van alle kanten bespioneerd? Komen de Chinezen Europa overnemen? Of krijgen we bezoek van een buitenaardse beschaving? We zijn gauw naar binnen gegaan om te googelen. De   “lange sliert satellieten” bleek het Starlink project van Elon Musk te zijn. Oók verontrustend maar vooralsnog voor een goed doel: overal op aarde internet. Wat hij verder allemaal kan aanrichten in een gekke bui met zijn twaalfduizend satellieten willen we waarschijnlijk niet weten. 

Tegenwoordig weet ik de Grote Beer moeiteloos te vinden, en ook de Kleine Beer, de Poolster en Cassiopeia. Dat vind ik al heel wat. We werden laatst uitgenodigd om op een wolkenloze avond met een astronoom op pad te gaan. Dat leek ons leuk want we hebben weleens bedacht om hier een telescoop neer te zetten maar het is er nog niet van gekomen Deze meneer zou er twee meenemen en er natuurlijk uitleg bij geven. We verzamelden op een van de hoogste heuvels hier in de buurt met een 360 graden uitzicht. Het was stervenskoud maar ook aardedonker. We zagen niet alleen een stukje maan met al z’n kraters en puisten, maar ook de ringen rond Saturnus, de manen rond Jupiter, andere sterrenstelsels zoals Andromeda, de vlamnevel in Orion, de Paardenkopnevel, al die namen, de hoeveelheden, de afstanden, en dan nog al het onbekende, het gaat je gewoon duizelen. 

Het effect op mij is dat ik me afvraag waar wij mensenwezens de arrogantie vandaan halen om te denken dat we de enige -min of meer intelligente- levende wezens zijn in dit heelal. Natuurlijk niet!! Kijk eens even om je heen! Natúúrlijk is er nog meer leven dan alleen maar op planeet aarde. En er volgt een toestand van overrelativering zoals: we zijn hier met z’n allen de boel behoorlijk aan het verzieken, straks is er geen brandstof, geen zuurstof en geen schoon water meer, maar op een andere planeet wel. Worden we de volgende keer toch gewoon daar geboren? Terwijl astronauten vanaf dat heelal neerkijkend op de aarde het “overview effect” krijgen en zich juist het omgekeerde realiseren: wat is de aarde enorm kwetsbaar met z’n dunne atmosfeer en wat moeten we er zuinig op zijn. En zo is het natuurlijk, want verhuizen is geen optie. 

Dus ik heb een tip voor alle gasten die nog komen gaan: neem een verrekijker mee (die van ons mag je uiteraard lenen, maar tegelijk kijken is wel zo leuk), of je camera met statief. Er worden vanuit onze tuin de mooiste foto’s gemaakt van sterrensporen en de Melkweg. We hebben hier een sterrenkaart liggen, zodat je precies kunt zien waar alle sterren staan op de datum dat je gaat kijken. En er zijn natuurlijk ook apps te downloaden zoals Skyview of Ster3D maar volgens onze huisastronoom is het licht van een smartphone storend voor je ogen als je die er steeds bij pakt. Maak ook maar vast een lijstje met wensen want je ziet gegarandeerd een paar “étoiles filantes”. Er gaat een wereld, wat zeg ik, een hemel…. een heelal voor je open hier op Pech Blanc!

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Januari

Januari

Januari is ook hier in Frankrijk de saaiste maand van het jaar. Koud, donker, meestal grijs en niks leuks in de pen. Het enige verschil met Nederland is dat het hier niet altijd waait. Als ik lees over storm en gure windvlagen in Nederland dan ben ik toch weer blij dat we hier zijn; harde wind hebben we hier niet vaak en dat is heerlijk. Daarbij: wij weten dat het over een maand weer zo warm kan zijn dat we buiten kunnen lunchen. In Nederland moet je daar dan nog minstens drie maanden op wachten. Ik hou van winters, maar het moet niet te lang duren en daarmee zitten we hier prima. 

Saai is het wel een beetje zonder toeristen. De meeste restaurants zijn gesloten. Maar er gebeuren wel dingen, je moet alleen goed zoeken en rondvragen. Op de markt bijvoorbeeld hebben we een favoriete worsten kraam die gek genoeg ook brood en taarten verkoopt. Chantal, de eigenaresse, is altijd allervriendelijkst en enthousiast. Dat maakt een bezoek aan de markt zo leuk, die mensen daar die inmiddels precies weten waar we vandaan komen, wat we willen kopen, welk woord we niet uit kunnen spreken en welke olijven we het lekkerst vinden. Maar sinds twee weken is de worsten kraam anders ingericht en is Chantal er niet meer. We zagen haar wel lopen en toen vertelde ze dat ze met pensioen is. De kraam is verkocht en ze brengt haar tijd nu niet achter de kraam door, maar ervóór, ouwehoerend met haar oude clientèle. Want dat mist ze wel. 

We hoorden ook dat één van onze favoriete restaurants misschien ophoudt te bestaan. Het werd gerund door twee vrouwen, getrouwd, maar sinds een jaar had de leukste van de twee er zomaar een restaurant bij gekocht in een dorp op wel een uur rijden van het eerste restaurant. Ze kwam daar iets van de inboedel ophalen, maar ze vond de ruimte zo gaaf dat ze de hele hut gekocht heeft. Ze zou het zelf gaan runnen en haar vrouw zou dan in het oude restaurant de boel blijven draaien. Daar moest ik een beetje van fronsen. Maar wanneer zien jullie elkaar dan nog? Vroeg ik haar. “Uhhh, ’s nachts denk ik?” riep ze stralend, want het is een ontzettende vrolijke meid. Maar het heeft ze toch genekt ben ik bang want ze zijn uit elkaar. Het nieuwste restaurant is blijvend gesloten en wat er nu met de oude gebeurt is dus nog de vraag. 

Onze dorpskern ligt overhoop wegens de bouw van een medisch centrum. Daar kun je ook een heleboel vraagtekens bij plaatsen want de huisartsen zitten nu in een pand dat hun eigendom is en daar willen ze helemaal niet uit, wordt er verteld. En zou er echt een tandarts komen? Die van ons moesten we met een loep zoeken en we moeten er een uur voor rijden. Op zich lijkt het me wel prettig als er een nieuw onderkomen is. De wachtkamer van de huisartsenpraktijk is een claustrofobisch hokje waarvan het raam is dichtgekit en er staat ziekmakende zwarte schimmel op de muren. Zo blijf je lekker aan het werk als arts, dat wel. De fysiotherapeute waar ik een paar keer geweest ben had een stoeltje in de gang staan waar ze zichzelf tien keer in het uur dat ik daar wachtte langs moest wringen om haar handen te wassen. Het pand hing zo ongeveer met plakband aan elkaar en toen ik eindelijk aan de beurt was, gaf ze onderwijl instructies aan de bejaarde dame achter het gordijn en was ze ook in gesprek met degene die nu op het stoeltje in de gang zat. Zij zou wel een een nette en ruimere werkplek kunnen gebruiken, misschien dat ze dan wat beter kan focussen. 

Ondertussen is het grootste pand in het dorp dat altijd een onderkomen was voor passerende pelgrims op weg naar Santiago, na jaren leegstand eindelijk verkocht. Het is een mooi hoog en statig gebouw met lavendelblauwe luiken. We hebben er vaak verlekkerd voor gestaan tot we de foto’s van het interieur zagen. Daar was al een jaar of tachtig niks aan gedaan. Daarbij ligt het aan de doorgaande weg met best veel zwaar verkeer. Wij zitten vijf kilometer van het dorp vandaan in absolute stilte en dat willen we voor geen goud inruilen. We zijn benieuwd wat er in komt. We hopen dat er weer een hostel voor pelgrims komt want er is gebrek aan overnachtingsmogelijkheden in de omgeving. Het is big business langs de route. Af en toe hebben wij ook wandelaars, maar voor de doorsnee pelgrim zijn we te duur.  Ik moest eens een koffer ophalen die verkeerd was afgeleverd, zo’n dertig kilometer verderop. Die chambre d’hôtes richtte zich helemaal in op wandelaars: het wemelde er van de uitgeputte mensen op sokken en blote voeten. De hele gang stond vol met bagage, wandelstokken en schoenen. Het leek me altijd leuk, zulke mensen ontmoeten, die allemaal hun eigen verhaal hebben waarom ze zijn gaan lopen. Maar in de praktijk denk ik dat het vooral heel veel gedoe is, want iedereen blijft maar één nacht. Als ze aankomen zijn ze moe en voor dag en dauw zijn ze alweer vertrokken. 

Het lijkt hier dus wel stil te staan, het leven, maar stiekem gebeurt er van alles. Desalniettemin is januari mijn minst favoriete maand. Ach, het wordt vanzelf weer februari. En dan gaan we gewoon weer aan het werk. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kerstmis

Kerstmis

We zijn al zeker twee maanden gesloten na een heel lang en vol seizoen, en we hebben voor het eerst sinds we hier wonen wel wat kleine klusjes, maar geen grote projecten. Het gaat meer om een kitrandje hier en een likje verf daar. Dat is ook wel een beetje eigen keuze geweest want ergens in de zomer hadden we nog plannen om het keukentje in ons eigen huis weg te breken en opnieuw op te bouwen, maar dat plan hebben we gaandeweg afgeschoten. We wilden rust en niet weer in de troep zitten als we eindelijk vrij waren. De B&B keuken is eventjes buitenom lopen, maar wel veel praktischer en groter. We blijven er lekker bij in beweging zeg maar. 

 Iedereen vraagt zich altijd af hoe we de dagen doorkomen als we niks te doen hebben maar dat kunnen wij uitstekend. Het begint met uitslapen, want dat hebben we acht maanden niet kunnen doen. Dan zijn er boeken te lezen, films te kijken, bomen te snoeien, cursussen te volgen en wandelingen te maken. De cursus “vegetarisch koken” is eindelijk afgelopen, die sloeg wel een heel groot gat in de dag twee keer in de week, maar Theo volgt nog altijd gitaarlessen en ik ben me na vijftien jaar eindelijk aan het verdiepen in de werking van mijn Canon camera. En dan heb ik nog niet eens achter de piano gezeten, wat ik eigenlijk van plan was. We komen gewoon tijd te kort want nu is het alweer bijna kerstmis en dan zijn we een week druk met andere leuke dingen.

 Sinds we hier wonen komen onze jongens elke kerst deze kant op míts en alléén als onze vriendinnen met hun kinderen óók komen. Met z’n vijven vinden ze het te saai, daar gaan ze dat eind niet voor rijden. De vrienden zijn ons enige lokmiddel. Zolang zij de moeite willen doen om elke keer weer deze kant op te toeren, met hond en kerststollen en potten pindakaas en mayonaise en allerlei andere Hollandse zaken, blijven we daar dankbaar gebruik van maken. Kerst met z’n tweeën in de middle of nowhere is niet wat we willen. Onze vrienden hebben dus een fijne machtspositie en wij gaan tot het gaatje om ze niet op andere gedachten te laten brengen. 

 Het voordeel van het hebben van een B&B is dat we altijd tien man riant kunnen laten overnachten en dat we genoeg ruimte hebben voor gezamenlijk ontbijt en diners. In de keuken kunnen er zomaar zes man tegelijk aan de gang. Daar speelt zich dan ook bijna alles af want het draait voornamelijk om eten. De ossenhaas, de zalm, garnalen en coquilles zijn besteld. Er ligt een ree in de diepvries (zowat hier in de achtertuin geschoten, je kunt het zielig vinden maar verser en lokaler kun je het natuurlijk niet krijgen). Foie gras, chocola, kazen, flessen wijn, Grand Marnier, Madeira, wodka en port worden naar binnen gesleept. De koelkast hangt vol met menu’s en bijbehorende recepten en iedereen doet wel wat. 

 Het is zaak om dat goed voor te bereiden en in te plannen want niet alles is hier in de buurt verkrijgbaar. Vorig jaar waren we zo druk met de laatste boodschappen dat we er tijdens het borrelen achter kwamen dat we straal vergeten waren dat het bestelde vlees voor de twee hoofdgerechten nog opgehaald moest worden. Om vijf minuten voor sluitingstijd renden we bij de slager naar binnen, we waren de laatste klanten voor de kerst. Dus mijn tafel ligt nu vol met lijstjes en in mijn telefoon staan een aantal alarmen ingesteld: De 22e moeten alle kamers klaar zijn, de 23e moeten we zoon drie uit Toulouse halen, de bouillon moet een dag van tevoren al trekken, de cheesecake moet een nacht koelen, de terrine ook, de Beef Wellington kan op de 24e al voorbereid worden, de ree moet al een dag eerder uit de diepvries. De croissants moeten besteld worden voor het ontbijt.

 Verder moet uiteraard de kerstboom staan, de kerstverlichting buiten hangen, de tafels aan elkaar geschoven, een zithoek gecreëerd, want een eetkamer moet wel een beetje een huiskamer worden, de tafellakens gestreken, de kaarsen gekocht, en nog zo wat essentiële kerstzaken. De piek voor in de kerstboom was bijvoorbeeld het project van vandaag. Die is vorig jaar stuk gevallen maar nu blijkt dat Fransen niet aan pieken doen. Wij konden er in elk geval geen eentje vinden. En wij Hollanders vinden een boom zonder piek toch iets onheilspellends hebben. Dit jaar moeten we het doen met een Franse ster in de top. Op hoop van zegen. 

 Doen we ook nog wat anders dan koken en eten? Soms, als het lekker weer is gaan we een eind wandelen. En vorig jaar was het zo zonnig dat we wedstrijden hebben gedaan met jeu de boules, boogschieten, buks schieten, blokken gooien en darten. En fik stoken niet te vergeten want we hebben hier een berg snoeiafval waar je u tegen zegt. Beetje zagen, tractor rijden, en ik heb ook beloofd een pub quiz te maken, maar dat moet ik nog verzinnen. Wel een fijn alternatief voor als het regent. Een puzzel van minimaal duizend stukjes is ook wel een uitdaging voor wie daar zin in heeft. 

 Spotify draait continu op de achtergrond met alle kersthits tot we er helemaal gek van worden en Chris Rea voor de twintigste keer voorbij horen komen. Nu al die kinderen geen kinderen meer zijn vloeit de drank rijkelijk. Er was een diner waarbij er na de zoveelste karaf een explosieve ruzie ontstond met een traditionele rolverdeling tussen de broers: de oudste vloog de jongste aan en de middelste ging bemiddelen. Zoals het hoort eigenlijk. Het kwam gelukkig dezelfde avond nog goed en de lucht was geklaard. Dit jaar zijn alle twintigers vrijgezel dus we zijn weer met de gebruikelijke harde kern, we hoeven geen rekening te houden met nieuwkomers. 

 Kerst is hier dus minstens zo leuk als in Nederland: met dit verschil dat we niet twee dagen maar een hele week samen zijn. Dat gaat goed omdat de rolverdelingen inmiddels bekend zijn en we lekker veel ruimte hebben. Bovendien hebben we elkaar alweer maanden niet gezien en woont er dit keer eentje tijdelijk in Canada, een ander in Barcelona en eentje met een nieuwe baan in Amsterdam. Er is vrede aan deze kant van de aarde, en het sneeuwt bijna. Ik heb er zin in! 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De Regenponcho

De Regenponcho

Toen ik in 2016 op vakantie ging naar Schotland was de regenjas natuurlijk het eerste wat ik inpakte. Ik had er één gekocht toen we de hond kregen. Je hebt het dan niet meer voor het zeggen wanneer je naar buiten gaat. Ook als het zeikt van de regen moet het dier plassen en de regenjas werd met zorg uitgekozen. Een goed merk, met goeie reviews, -ik had totaal geen ervaring met lopen in de regen-, een goeie capuchon en van “ademend’ materiaal, whatever that may be. Schotland was een meerdaagse wandelvakantie van de ene naar de andere Bed & Breakfast en het zou een wonder zijn als het al die dagen droog zou blijven. Maar ik was in mijn nopjes met mijn regenjas. Hij was halflang, licht, met een capuchon met een grote klep erop en je kon hem tot een minimaal pakketje klein vouwen. 

De ene vriendin had een soort donzen tussenjas bij zich die hoogstwaarschijnlijk niet bestand was tegen Schotse regenvlagen en de andere had een serieuze trekking poncho bij zich. Toen ze die bij het vallen van de eerste spetters ging aantrekken dacht ik dat ze een grap maakte, want het was een enorm zwart gewaad, en met de zwarte cowboyhoed die ze al droeg en het zwarte netje daaroverheen tegen de midges leek ze wel een heks uit een middeleeuws sprookje. Daarbij droeg ze hem óver haar rugzak, dus ze was ook nog eens een gigantisch gebóchelde heks uit een middeleeuws sprookje. Alleen de bezem ontbrak nog. Er was niks meer over van de knappe chick die ze is. Het kon haar natuurlijk geen hol schelen want ze was het allerbest beschermd in de regen die we kregen. Urenlang, uit alle windstreken. De donsjas was inderdaad in no-time doorweekt en mijn regenjas was te kort waardoor ik mijn knieën niet meer kon buigen in een natte spijkerbroek. Dit was een jas voor een blokje om met de hond, niet eentje voor een trektocht in een desolaat landschap. 

Ik was na Schotland echter genezen van meerdaagse trektochten en al helemaal van Schotse Hooglanden, dus de regenjas ging gewoon weer in de kast. Ik wilde alleen nog maar naar zonnige bestemmingen, want serieus: wat is er leuk aan een dag lang lopen in de regen? Voor wandelingen met de hond was de regenjas overigens ook al snel te koud. Een dikke trui of jas eronder ging niet, dus eigenlijk was het ding alleen nuttig bij twintig graden, lichte regen en een kort verblijf in die regen. En nu ik het zo opschrijf begrijp ik precies waarom ik gisteren tot de aanschaf ben over gegaan van zo’n lelijke trekking poncho. 

Na een lange, hete, droge zomer is het hier eindelijk ook gaan regenen. We waren er in den beginne dolblij mee want de vijver met de vissen had nog maar een klein laagje water en alle andere vijvertjes waren opgedroogd. Het gras was verdwenen en de regentonnen al lange tijd leeg. Na wat aarzelende lullige buitjes is nu het ergste leed geleden, de ene donkere wolk na de andere trekt over en de zandzakken liggen weer stand-by voor als het echt uit de hand dreigt te lopen. Maar wat we vergeten waren, na drie jaar wonen in Frankrijk, is dat je het na een tijdje zat bent om de hele dag maar binnen te zitten. Bovendien zijn de honden dolblij dat het eindelijk weer fris is en die willen lopen! Tot onze verbazing, want ze waren maanden lang niet te porren voor een uitje, maar dat kwam dus door de warmte. 

Dus eergisteren hebben wij ons zo goed en zo kwaad als het ging gewapend tegen nattigheid, ik met die oude regenjas, en we zijn weer eens een wandeling gaan maken. Heerlijk, die herfstlucht in de bossen, het was nog niet koud maar het begon wel steeds harder te gieten. Totdat ook de regenjas van het goede merk met de beste reviews het begaf en door alle naden begon te lekken. En het droop wederom vanaf mijn knieën zo mijn schoenen in. 

Hier moesten maatregelen getroffen worden. De vooruitzichten zijn nog zeker twee weken hetzelfde wisselvallige onvoorspelbare natte weer. Kunnen wij eindelijk een beetje genieten van onze vrije tijd, dan moeten we een nieuwe regen-wandel-outfit. Trouwens, we verkopen wandelvakanties, dus we zijn beroepsmatig verplicht een perfecte set aan te schaffen. En omdat zo’n regenjas dus niet toereikend is, gaan we nu voor de trekking poncho. Zo’n enorme heksentent dus. Waar je een rugzak onder kunt verstoppen. Ik heb er twee besteld, van een goed merk met de beste reviews. Geen zwarte natuurlijk, maar eentje in een bescheiden olijfgroen, daar gaan we waarschijnlijk steeds om vechten, want de ander, van dezelfde one-size-fits-all, is knal oranje. We gaan niet met dezelfde poncho lopen. We zíjn wel een ANWB stel maar dat hoeft niemand te weten. Knal oranje heb ik met opzet gekozen omdat we wel zichtbaar moeten zijn als hier gejaagd wordt. Je wilt toch niet overhoop geschoten worden omdat een jager je in je schutkleuren voor een hert aan ziet. Dus ik dacht, we lopen toch altijd samen, dan is er in elk geval eentje heel erg aan het opvallen als wandelaar. Dan zal die jager toch wel begrijpen dat die andere bewegende vlek ook een wandelaar is, ja toch? En als die met de olijfgroene trekking poncho dan toch getroffen wordt, dan heeft diegene in elk geval wel de mooiste poncho aan op de sterfdag. 

Anyway, we gaan het meemaken, want ze zijn besteld maar nog niet gearriveerd en ze worden helemaal uit Helsinki verscheept. Dus misschien is de regen allang weggetrokken tegen de tijd dat ze aankomen en kunnen we weer onze ouwe trouwe winterjassen aan. Die zijn ook van een goed merk met goeie reviews en daar mankeert voorlopig niks aan. 

 

 

 

 

Op Expeditie

Op Expeditie

Als je bent opgegroeid in Midden Nederland met hooguit een park om de hoek en een plukje hei verderop is het even wennen om ineens middenin de uitgestrekte natuur te wonen van een reservaat in Frankrijk. Het heet hier Parc Naturel Régional des Causses du Quercy: 176.000 hectare aan bossen op kalksteenplateau’s, doorsneden door de diepe rivierdalen van de Lot en de Célé. Er wonen in dit gebied ongeveer 25.000 mensen. 

Ter vergelijking: de provincie Utrecht is kleiner met 148.000 hectare en heeft 1,4 miljoen inwoners, dat is 56 keer zoveel. Dit hele grondgebied wordt, op een paar kleine stadjes en veel gehuchten na, bewoond door dieren. Wij hadden in het begin geen idee waarom onze honden toch steeds midden in de nacht grommend bij de deur stonden en vaak begonnen te blaffen “om niks”. 

Totdat we een wildcamera in de tuin zetten en het een drukte van jewelste bleek te zijn ’s nachts. Op nog geen tien meter van ons slaapkamerraam stonden de reetjes de bladeren uit de bomen te vreten, kwamen dassen koekeloeren of er nog wat pruimen te halen vielen en waren vossen op zoek naar een lekker kippetje. Wisten wij veel. Inmiddels hebben we ook een horde wilde zwijnen langs de weg zien rennen, maar het is nog niet gelukt ze op camera te vangen. Het ding hangt nu wat verder van huis, in het dal, en ik heb goede hoop dat het één dezer dagen gaat gebeuren. 

Wat we nooit op camera zullen gaan zien, is wat er ondergronds allemaal gebeurt. We weten inmiddels dat het hier vergeven is van de grotten en gangenstelsels. Grotten waarvan het plafond is ingestort en die een grote sinkhole vormen. De Igue van Crégols bijvoorbeeld, een heuvel verderop. Ik vraag me dan altijd af of ons huis niet per ongeluk ook op zo’n grot staat, die vroeg of laat implodeert. Dat je middenin de nacht met bed en al een meter of vijftig naar beneden stort. Zouden ze dat wel gecheckt hebben voordat ze begonnen met bouwen? Wie zal het zeggen? Grotten waar rivieren doorheen stromen, zoals de grote “tourist trap” Gouffre de Padirac. Je moet het een keer gezien hebben. Of rivieren die eerst bovengronds stromen en dan de diepte induiken, God weet waar naartoe. 

Al die verschijnselen hebben een naam hier. Een igue, een gouffre, een cave, grotte, résurgence. En er bestaan dus mensen die ervan houden om dat allemaal te onderzoeken. Spéléologen. Die kunnen met bijvoorbeeld een kleurstof nagaan hoe het water stroomt. Een engere liefhebberij kan ik me niet voorstellen: met een zuurstoftank op je rug een koude donkere grot ingaan en dan ook nog afdalen in het water in die grot, dieper dan diep, smaller dan smal. Levensgevaarlijk is het want er wordt regelmatig een grotduiker uit zo’n gangenstelsel gehaald die het op de één of andere manier niet overleefd heeft. Dan ga ik toch liever postzegels verzamelen.

Wij snappen helemaal niks van al die waterlopen boven en onder de grond. Er is hier een bronnetje in de buurt, La Source de Font Nègre, waar vroeger water gehaald werd. Ze hebben er een trappetje in uitgehakt. Super helder water komt daar uit de grond omhoog borrelen. Die source staat halverwege de zomer droog. Logisch. Andere bronnetjes, waar het water uit de berg komt sijpelen, zijn juist nog heel lang vol water. De Trou Madame bijvoorbeeld, daar komt het water uit de rotsen en dat stroomt eigenlijk het hele jaar door kalmpjes naar de Lot. Behalve die ene keer dat het wekenlang geregend had en we een woest kolkende waterval aantroffen. Niks lieflijks meer aan, het was ontzagwekkend. 

Een eind verder is een wandeling die voert langs de Perte du Cros. Le Cros is het beekje dat door het dal stroomt, en als je die volgt houdt het ineens op. Je ziet het water stromen maar het gaat op een bepaald punt niet verder. Bizar om te zien: vlak voor je voeten verdwijnt het dus ondergronds. Kilometers verderop laat -ie zich ineens weer zien, en die plek heet een résurgence. Een mooie résurgence is de Gouffre de Lantouy, daar komt ijskoud water bovengronds in een helderblauw meertje. Subtropische taferelen. De krater middenin het meertje schijnt veertig meter diep te zijn. 

Maar de meest fascinerende vinden wij de Gouffre de L’Oule. Die ligt in een dal waar we nu al zeker vijf keer doorheen gewandeld hebben en elke keer gaan we even kijken of er water uit de gouffre komt. Je kijkt in een groot gat in de grond, en achterin op de bodem zie je een holte. Daar moet dus ook regelmatig een ondergrondse rivier tevoorschijn komen. Het is er altijd wel nattig, maar we hebben er nooit water in zien staan. Volgens vrienden van ons moeten we er gaan kijken als het een tijd geregend heeft, en als er rechts van de weg naar de grote supermarkt, in een bepaald dal, grote plassen water staan. ”Gegarandeerd dat er dan ook water uit de Gouffre de l’Oule komt. Onze buurman heeft het er een keer met volle kracht uit zien spuiten.” Dus toen wij vorige week onze grote boodschappen gingen halen en rechts een grote watervlakte zagen, wisten wij het: “We moeten op expeditie”. 

Gewapend met rugzakken, camera, lunch, wandelstokken en honden togen wij de dag daarna dat pad weer af, een lastige route vol losliggende keien, een heel eind naar beneden. Vol verwachting. Hoorden we al water? Zou het alleen in het gat staan of ook stromen, of er zelfs uit spuiten?! Zouden we er wel in de buurt kunnen komen als er water uit komt? En waar stroomt het eigenlijk naartoe? 

Leken zijn we! Want we hadden wéér niet het goede moment te pakken. Geen druppel water gezien. Het gat in de grond was droger dan droog. Terwijl wij -met de zandzakken paraat- wekenlang de vele stortbuien voorbij hebben zien trekken. Waar is al dat water dan gebleven?! Overal staat water, behalve in deze Oule. De hele expeditie was weer voor niks. Gelogen hebben ze, die zogenaamde vrienden. Zwaar teleurgesteld vervolgden we onze wandeling. Wanneer dán? Zijn we te vroeg? Of juist te laat? 

We zijn waarschijnlijk de enige gekken in de wijde omtrek die hier een dagtaak van maken. Maar als je dit soort raadsels der natuur niet meer fascinerend vindt dan kunnen we net zo goed terug naar de Hollandse klei. We zullen doorgaan. We zullen niet rusten voordat we A: een wildzwijn in vol ornaat hebben vastgelegd met de nachtcamera en B: het water uit de Gouffre de l’Oule hebben zien spuiten. We kunnen trouwens ook die camera bij de l’Oule ophangen, bedenk ik me nu. Misschien vangen we dan wel twee vliegen in één klap en hoeven we niet weer vruchteloos op expeditie.